
Meegesleurd worden in een verzengende maalstroom, het is niet moeilijk dezer dagen. Het is weer tijd voor de jaarlijkse prébouwverlofdrukte en dat is eraan te zien: op de werf zijn de zenuwen gespannen en flakkeren de figuurlijk-te-blussen-brandjes op, meer dan normaal. Uitroeptekens (!!!) en DRUKLETTERS verschijnen in het mailverkeer. Deadlines komen tot leven, tijd moet worden ingehaald op dagen die louter 24 uren duren. Het woord "opgebrand" smeult in de ogen van menig collega. 'n Hartige babbel eerder deze middag doet me inzien dat ik op de rand van die valkuil sta. Het voordeel van een verleden in zo'n kuil, is dat je hem herkent, vóór je erin tuimelt. Dus draai ik me -ongeacht de overvolle dagplanning- om, en wandel ervan weg. Het bos is. Louis geeft een hint, in zijn eigen taal. "Laten we ze te kakken zetten!?!" Hij doet ongegeneerd zijn ding. Ik zou dat ook meer moeten doen, mijn ding. Ik haal geen tijd in vandaag, ik néém de tijd, langs het riviertje. Het gefladder van gracieuze libellen verdooft mijn ogen en smoort de stress in mijn ademhaling. Rust kabbelt mijn lijf binnen. Ik neem nog wat meer tijd, kan het wel aarden, daar aan de waterkant. Geritsel in het struikgewas doet vermoeden dat we niet alleen zijn. Een everzijn duikt op, kijkt me aan à la "Jij bent daar, ik ben hier, en da's ok", flappert met zijn oren, en verdwijnt terug in het hoge gras. Hier en nu valt niets te vallen en haalt inhalen niets uit. Hier en nu is gewoon hier. En nu.

