Mijn Waalse buren zijn stuk voor stuk vrolijke toppertjes. Behalve dan het exemplaar achter m'n achtertuin: knorrig, nooit "Bonjour!" of 'n opgestoken hand, zelden 'n glimlach, ... Je kent het type wel: zijn pelouse'ke is vrij van boter- laat staan paardenbloemen. Die dingen gaat hij, gewapend met z'n scherpe schop, te lijf met een disproportionele venijnigheid.
Laat ons zeggen dat onze visies op tuinaanleg niet meteen compatibel zijn.
Vorige week heb ik ontdekt de neuroticisme van het gestreken grasvlak een genetische aandoening is: z'n zoontje had 't over "Madame Sauvage" ... en na enige tijd kreeg ik door dat 't over mij ging.
Sindsdien draag ik deze geuzennaam met enige fierheid en ben ik nog minder geneigd iets te ondernemen in m'n Waalse wildernis. Ik vind het er heerlijk vertoeven, en een veelvoud insecten met mij. We wanen ons in 't walhalla, gewapend met een glimlach (want onze schop staat liever te roesten).