maandag 13 mei 2013

maandag de 13e

Na een onrustige slaap rol ik mijn bed uit, de straat op, hond uitlatend. Een beetje piekerend en met blik op oneindig wandelen Louis en ik het ochtendlijk gekende blokje-om. Tot ik plots <SJWÂK!> struikel over niks, mijn voet omzwik en voluit strijk ga op het trottoir. Een luidkeelse "SHIT!" klettert als een pauselijke kus tegen het plaveisel. Een buurvrouw fronst me na. Ik voel een siamese tweeling groeien, op mijn linkerenkel. Maandag de 13e, een blauw exemplaar, Murphy incluus. Louis komt een beetje mistroostig aan me snuffelen. Ik krabbel overeind. "Wacht maar, jongen, straks is het jouw beurt om te piepen."
En piepen doet hij, wanneer ik 'm een uurtje later achterlaat bij de dierenarts. Zijn afgebroken tand -een souveniertje van zijn ruwe ontmoeting met Noorse rotsen- moet eruit. Reeds twee weken wordt ie geteisterd door een vreemdsoortig genies, genies dat volgens de dokter 't gevolg is van een inwendig abces of iets dergelijks. Dus moet meneertje onder slaapnarcose, onder de x-ray-scan en onder 't mes. Wat later in de namiddag strompel ik (een Ibuprofen-voorschrift en drie enkels rijk) naar de dierenkliniek om 'm terug op te pikken. Zijn hangende oogjes zetten zijn droopy-gehalte extra in de verf, en terwijl hij groggy overal tegenaan loopt verneem ik van de dokter dat 't geen abces is. "Hij is allicht allergisch voor 't een of 't ander," luidt het verdict. "'t Leven in de stad heeft niet alleen nadelige gevolgen voor de mens, weet u," voegt hij eraan toe.
We moeten hier dringend weg, zoveel is duidelijk. Die veelheid aan signalen... "Run Forrest, Run!" De weidse natuur in. Weg van hier. Dringend. Nu. Weg, ver weg. Adieu Anvers, gij stinkend'stad. Ik heb 't gehad.