Stilte na de storm. Een feestje is overgewaaid, de troep geruimd, de schade nihil. Alles valt weer in zijn plooi, de routine van een nieuwbakken week staat op je dorpel, wachtend om de voorspelbare alledaagsheid te bevestigen.
Bloemen gekregen van vrienden. Snel snel een vaas in. Nu pas de tijd om ze te zíén. Hun frêle blaadjes, in kleur en textuur, treffen me als een donderslag bij heldere hemel. Met hun teder-wit-op-zachtroos-blozen komen ze me bekend voor. Hoe dikwijls gebeurt het dat je je herkent in bloemen, niet om hun weelderige-bos-gehalte, maar om hun kwetsbaarheid? Daar sta je dan, na opnieuw en opnieuw van hot naar her geslingerd te worden, vind je jezelf verstild, wat wankel met je voeten tastend naar een bodem. Fragiel wuivend in een lentebries. "Ik sta hier maar wat te staan. Doe ik het goed? Is het dit? Is er meer? Is meer beter?"
Een spinnetje wuift mee, in het ijle, spint een webje, in je fragiele kruin. "Houvast, 't is gemakkelijk als je achtpoter bent," en ik waggel verder op mijn gehavend onderstel.