En terwijl ik het weekend doorbreng als couchpotato, blinkt mijn lief uit in het pamperen van zijn wederhelft. Of hij nog iets moet meebrengen van de winkel, vraagt hij. "Speciale verzoeken, goestingskes, wenselijkheden?" Dat ik zin heb in een blauwe chimay wordt genegeerd alsof hij oostindisch doof is. "Neen, niks speciaals dan," geef ik op. Hij trekt de koude buitenwereld in. Hond en ik druilen hem een beetje na. Een half uurtje later kondigt het gemorrel aan de voordeur zijn terugkomst aan. "Ik heb nesquick bij, dan kunnen we chocomel maken." Chocomel, zonder k. Want zo heette dat, dertig jaar geleden. Boodschappentassen worden uitgeladen. "Nesquick en ... Gaby-melk!" gilt het lief dolletjes. "Die kón ik gewoonweg niet laten staan!" We worden melig bij het zien van het oude icoon: de vorm, de ribbels, de alu-dop die eens geopend voor altijd geopend is. "Ik wist niet dat ze dat nog maakten?" "Ik ook niet, maar in Match verkopen ze die dingen wel nog, zo blijkt." Ik waan me plots weer vijf, hangend aan de rokken van mijn moeder. Zeurend. Want ziekjes. En hopend dat er straks pannenkoeken worden gemaakt. Of gewonnen brood, want met gaby in de aanslag, is alles mogelijk en niks verloren.