Lentepoets in de tuin. Bij het kortwieken van de klimop vind ik een vogelnestje. Een constructief pareltje waar menig architect zelfs in z'n natte droom niet aan toe komt. Alleen, de idylle van't huisje-tuintje-boompje heeft voor familie Merel niet mogen zijn. In 't knus kluwen van twijgjes, tonen drie dooie eitjes hun broosheid. Leeg. Geplunderd van alle leven. Een trio dat nooit uitgebroed werd.
Misschien noem ik lentepoets beter winterpoets: weg met dat kille seizoen en de tristesse die 't achterlaat.